dinsdag 30 januari 2018

vuur

We deelden een sigaret en zaten naast elkaar op een scheefgezakt bankje. We waren kwaad op de wereld, kwaad op het systeem. Hij was twee jaar jonger als ik, met overtuigingen die bijna op zijn voorhoofd waren geschreven.  Hij was alles waar ik niet naar op zoek was. 
Een half uur geleden hadden we hetzelfde tafereel gezien. "Ik is belachelijk." had ik luidop tegen mezelf gezegd. Hij had zich een kwartslag gedraaid in de veel te kleine stoeltjes. "Hallo, ik ben Hakim. Blijkbaar hebben we iets gemeenschappelijk." Ik had gelachen en zijn uitgestoken had geschud. 

Even later had hij me buiten gevraagd of ik vuur had. Had ik dat, vuur? Ik had net de sigaret die ik gedurende drie maanden in mijn nachtkastje had laten liggen opgestoken. Hoewel ik niet rook, is een sigaret na een lange dag vol frustraties soms exact wat ik nodig heb. Ik had hem mijn  rode aansteker toegeworpen en gezegd dat hij die mocht houden. "Ik ben eigenlijk geen roker." Hij gaf me een scheve glimlach, alsof hij van zichzelf ook vond dat hij geen roker was, of ooit exact hetzelfde had gezegd.

En nu zaten we naast elkaar op dat scheefgezakte bankje. Ik was me er van bewust dat ik niet meer was dan een nieuw speelgoedje, iets om de verveling tegen te gaan. Maar hij leek enthousiast, alsof het hem enorm intrigeerde dat het mij niets kon schelen, of dat hij voor mij ook niets meer was. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten